2. De meeuw
Op de vuilnisbak van meneer Jansen zit een meeuw te roepen. Je kunt niet in de vuilnisbak kijken, Madame Poubelle. ‘Vort’, zegt ze, ‘ga naar je moeder.’
Madame Poubelle slaat met haar hand op de deksel. De meeuw vliegt op, maar hij komt ook meteen terug. Madame Poubelle slaat opnieuw op de deksel en ze roept: ‘Vort, vort.’
De meeuw vliegt weg, dat wel, maar kijk daar is hij weer. Hij roept en hij krijst. Wat zou die meeuw willen, Madame Poubelle? Madame Poubelle doet de deksel open van de vuilnisbak. Ze ziet een witte boterham. ‘Is dat wat je wilt’, vraagt ze, ‘heb je honger?’
Madame Poubelle neemt de boterham mee naar huis. ‘Kom maar’, zegt ze tegen de meeuw. Ze gaat naar de keuken, naar de kast met de ontbijtspulletjes. ‘Wat wil je op je boterham, appelstroop of pindakaas?’